1. CO2-uitstoot volgens verbruiksbenadering

Verbruik van fossiele energie leidt tot CO2-uitstoot. Verbruik van hernieuwbare energie leidt ertoe dat CO2-uitstoot wordt vermeden, die anders was ontstaan door verbruik van fossiele energie.

1.1 CO2-uitstoot en energieverbruik

Het klimaatprobleem hangt in grote mate samen met CO2-uitstoot. CO2-uitstoot draagt bij aan het broeikaseffect, dat leidt tot opwarming van de aarde. Dit is een globaal probleem dat onafhankelijk is van de locatie waar de CO2 wordt uitgestoten. De CO2-uitstoot wordt voor een groot deel veroorzaakt door het verbruik van fossiele energie.

In deze rapportage geven we de CO2-uitstoot als gevolg van het fossiele energieverbruik in uw gebied weer. Het gaat daarbij om het zogenaamde eindverbruik of finaal verbruik van energie. Dit is gedefinieerd als:

‘Het door gebruik opmaken van energie. Hierna resteert geen nuttig bruikbare energiedrager.’

Voorbeelden van eindverbruik zijn:

  • Het verbranden van aardgas in een HR-ketel;
  • Het verbruik van elektriciteit voor verlichting;
  • Het verbruik van brandstof in een voertuig.

Het verbranden van steenkool of aardgas om elektriciteit of warmte op te wekken is geen eindverbruik. Immers, hierdoor ontstaan elektriciteit en warmte die vervolgens nuttig gebruikt worden.

Daarnaast geven we de vermeden CO2-uitstoot als gevolg van het verbruik van hernieuwbare energie in uw gebied weer. Het gaat om energie uit zon, wind, biomassa, bodem, buitenlucht en water. Deze bronnen worden constant hernieuwd en zijn daardoor oneindig beschikbaar.

Beide geven we weer voor zover de daarvoor benodigde gegevens beschikbaar zijn.

1.2 Bronbenadering versus verbruiksbenadering

Het eindverbruik van fossiele energie leidt tot fysieke CO2-uitstoot. De locatie van deze CO2-uitstoot kan verschillen van de locatie waar het verbruik plaatsvindt. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de productie van elektriciteit en/of warmte in energiecentrales:

  • De CO2-uitstoot vindt plaats op de locatie van deze productie;
  • Maar de geproduceerde elektriciteit wordt overal in het land verbruikt. Soms zelfs in het buitenland. Ook de geproduceerde warmte wordt in sommige gevallen getransporteerd via een warmtenet en verbruikt in een ander gebied.

Er zijn twee manieren om de CO2-uitstoot die samenhangt met deze energie aan een gebied toe te kennen:

  • De bronbenadering: deze baseert zich vooral op de locatie waar de fysieke CO2-uitstoot plaatsvindt. Bijvoorbeeld de schoorsteen van een centrale of ketel of de uitlaat van een voertuig (‘de bron’);
  • De verbruiksbenadering: deze baseert zich vooral op de locatie waar het energieverbruik plaatsvindt. Dat energieverbruik is de oorzaak van de fysieke CO2-uitstoot elders. Bijvoorbeeld de in een woning afgenomen elektriciteit of warmte (‘het verbruik’).

Voor sommige energiedragers komen deze benaderingen op hetzelfde neer, omdat de locatie van de fysieke CO2-uitstoot dezelfde is die van het energieverbruik. Dat geldt bijvoorbeeld voor het gebruik van aardgas in een HR-ketel of het gebruik van benzine in een auto. Ook op nationaal niveau komen deze benaderingen grotendeels op hetzelfde neer. Immers, zowel het verbruik van energie als de fysieke CO2-uitstoot vinden grotendeels binnen de landsgrenzen plaats (afgezien van de import en export van elektriciteit).

Voor vermeden CO2-uitstoot geldt dat de locatie van de vermeden, fysieke CO2-uitstoot meestal een andere is dan de locatie waar de hernieuwbare energie wordt verbruikt. Elektriciteit opgewekt door zonnepanelen zorgt er bijvoorbeeld voor dat CO2-uitstoot wordt vermeden door kolen- en gascentrales op een heel andere plek in het land.

1.3 Verbruiksbenadering

Op grond van bovenstaande is het voor decentrale overheden minder relevant waar de fysieke CO2-uitstoot plaatsvindt of vermeden wordt. In dat opzicht wijkt CO2-uitstoot af van veel andere emissies, zoals de emissie van stikstof of fijnstof. Bij dergelijke stoffen is de locatie waar de fysieke uitstoot en/of depositie plaatsvinden wel essentieel.

In de Regionale klimaatmonitor volgen we daarom de verbruiksbenadering. Samengevat betekent dit dat we gebruik maken van:

  • Het eindverbruik van elektriciteit en fossiele energie om de CO2-uitstoot te bepalen;
  • Het eindverbruik van hernieuwbare energie om de vermeden CO2-uitstoot te bepalen.

We pakken het probleem dan aan bij de oorzaak, niet op de plek waar de uitstoot plaatsvindt (‘end of pipe’). Het is beleidsmatig dus relevant om:

  • Te sturen op minder verbruik van fossiele en meer verbruik van hernieuwbare energie;
  • Te sturen op de CO2-impact van deze veranderingen in het verbruik van fossiele en hernieuwbare energie.

1.4 Bronbenadering

Zoals hierboven toegelicht kijkt de bronbenadering naar de locatie waar de fysieke uitstoot plaatsvindt. Daardoor wordt in de bronbenadering geen CO2-uitstoot toegekend aan het gebied waar elektriciteit en warmte worden verbruikt, maar aan het gebied waar de elektriciteit en warmte worden geproduceerd.

De consequentie daarvan is dat besparingen op het verbruik van elektriciteit en warmte niet tot uitdrukking komen in de CO2-uitstoot van het desbetreffende gebied volgens de bronbenadering. Immers, de gereduceerde CO2-uitstoot wordt toegekend aan het gebied waar de energiecentrale staat, die door de besparing minder hoeft te produceren.

Ook de vermeden CO2-uitstoot als gevolg van het verbruik van hernieuwbare energie komt niet tot uitdrukking in de vermeden CO2-uitstoot van het desbetreffende gebied volgens de bronbenadering. Immers, de vermeden CO2-uitstoot wordt toegekend aan het gebied waar de energiecentrale staat, die door het verbruik van hernieuwbare energie minder hoeft te produceren.

Voor veel gemeenten en zelfs voor diverse RES-regio's houdt de bronbenadering daardoor in dat:

  • De CO2-uitstoot die samenhangt met elektriciteit 0 is. Ook de CO2-reductie door elektriciteitsbesparing is in dat geval 0. Immers, de bron die minder CO2 uitstoot door elektriciteitsbesparing, is een elektriciteitscentrale die elders staat;
  • De vermeden CO2-uitstoot die samenhangt met hernieuwbare elektriciteit 0 is. Immers, de bron waar die CO2-uitstoot wordt vermeden, is ook in dit geval een elektriciteitscentrale die elders staat.

In de Regionale klimaatmonitor laten we ook gegevens volgens de bronbenadering zien. Deze zijn soms gebaseerd op onze gegevens m.b.t. aardgasverbruik en soms afkomstig van Emissieregistratie.

1.5 Belangrijke decentrale opgaven en energiedragers

In de energietransitie werken decentrale overheden aan de volgende belangrijke opgaven:

De belangrijkste energiedragers binnen deze opgaven zijn:

  • Elektriciteit;
  • Aardgas;
  • (Stads)warmte;
  • Voertuigbrandstoffen.

We volgen daarom de CO2-uitstoot en de vermeden CO2-uitstoot van deze energiedragers. Daardoor krijgen we een beeld van de voortgang van bovenstaande opgaven. We hebben daarbij geen zicht op de CO2-uitstoot van andere energiedragers, zoals steenkool en cokesgas. Voor de meeste decentrale overheden zijn die ook niet relevant, omdat deze energiedragers in hun gebied niet worden verbruikt. Of omdat deze energiedragers binnen hun beleid geen prioriteit hebben.

We gebruiken de volgende gegevens:

  • Aardgas- en elektriciteitsverbruik: We gebruiken gegevens over de levering van aardgas en elektriciteit via het openbare net;
  • Stadsverwarming van woningen: We extrapoleren het aardgasverbruik van woningen naar de woningen die zijn aangesloten op een warmtenet;
  • Energieverbruik van verkeer en vervoer: We gebruiken gegevens over CO2-uitstoot, die zijn gebaseerd op verkeersintensiteiten. De verkeersintensiteiten zijn gebaseerd op verkeersmetingen op de hoofdwegen en -vaarwegen en op modelmatige bepalingen voor de onderliggende wegen en vaarwegen. Vanaf 2020 worden daarbij ook mobiele telefoniedata gebruikt. We trekken van de totale CO2-uitstoot de CO2-uitstoot van biobrandstoffen af om te komen tot de CO2-uitstoot als gevolg van het verbuik van fossiele brandstoffen.

We rekenen het verbruik van deze energiedragers om naar de CO2-uitstoot in kilotonnen (kton). Daardoor zijn ze vergelijkbaar en optelbaar. Dit doen we door gebruik te maken van zogenaamde CO2-emissiefactoren.

CO2-emissiefactoren

Een CO2-emissiefactor is een kental, dat weergeeft hoeveel CO2-uitstoot wordt veroorzaakt door het verbruik van één eenheid van een bepaalde energiedrager. Deze emissiefactoren zijn geen constanten, maar variëren jaarlijks. We gebruiken de volgende CO2-emissiefactoren:

Onderstaand vindt u de jaarlijks wisselende CO2-emissiefactoren:

CO2-emissiefactoren 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022
CO2-emissiefactor elektriciteit (kg/kWh) 0,47 0,48 0,50 0,53 0,49 0,45 0,43 0,37 0,29 0,30 0,27
CO2-emissiefactor aardgas (kg/m3) 1,788 1,788 1,785 1,788 1,788 1,791 1,791 1,791 1,785 1,785 1,788
CO2-emissiefactor stadswarmte (kg/GJ) 35,970 35,970 35,970 35,970 35,970 35,970 35,970 35,970 35,970 35,970 35,970

Leeswijzer

In hoofdstuk 2 beschrijven we de CO2-uitstoot als gevolg van het energieverbruik in Gemeente Aa en Hunze.

In hoofdstuk 3 splitsen we deze CO2-uitstoot uit naar de CO2-uitstoot van het energieverbruik in zogenaamde fysieke eenheden.

In hoofdstuk 4 beschrijven we de vermeden CO2-uitstoot als gevolg van het verbruik van hernieuwbare energie in Gemeente Aa en Hunze.

Linksboven kunt u het gebied kiezen waarvoor deze rapportage gegenereerd wordt.

Elke grafiek in deze rapportage heeft een link naar de achterliggende viewer. Hier kunt u zelf presentaties naar wens maken en exporteren in diverse bestandstypen.

Meer over hernieuwbare energie in uw gebied leest u in de Rapportage Hernieuwbare energie.

Meer over het energieverbruik in uw gebied leest u in de Rapportage Energieverbruik.

Een uitgebreid overzicht van de bronnen en methoden die we gebruiken staat, inclusief links naar de oorspronkelijke brondata en bronbeschrijvingen, in het Overzicht bronnen en methoden. Ook publiceren we een historisch overzicht van de verbeteringen in de methoden en gegevens.

In de tabellen kunnen, naast concrete getallen, de volgende waarden voorkomen:

  • Lege cel: dit houdt in dat (nog) geen gegevens beschikbaar zijn;
  • ‘?’: dit houdt in dat wel gegevens beschikbaar zijn, maar dat deze, bv. vanwege bedrijfsgevoeligheid of privacyrichtlijnen, niet gepubliceerd mogen worden;
  • ‘-‘: dit houdt in dat dit onderwerp in onze gegevens niet van toepassing is.

De gegevens in deze rapportage zijn gepubliceerd op 16-5-2024.

2. CO2-uitstoot van Gemeente Aa en Hunze volgens de verbruiksbenadering

Onderstaand ziet u de trend in de CO2-uitstoot ten gevolge van het energieverbruik in Gemeente Aa en Hunze, uitgesplitst naar de 3 belangrijkste energiedragers:

  • Verbruik van elektriciteit;
  • Verbruik van aardgas;
  • Verbruik van fossiele voertuigbrandstoffen.

We rekenen de hoeveelheden in dit hoofdstuk om naar kilotonnen CO2-uitstoot (kton). Daardoor zijn ze vergelijkbaar en optelbaar. Voor het omrekenen gebruiken we de hoeveelheden verbruikte energie in zogenaamde fysieke eenheden. Dit zijn de eenheden waarin de verbruiken gemeten worden. Deze vermenigvuldigen we met zogenaamde emissiefactoren. In hoofdstuk 3 vindt u de CO2-uitstoot ten gevolge van deze energieverbruiken in fysieke eenheden. Ook leest u daar hoe de gegevens tot stand komen.

CO2-uitstoot van Gemeente Aa en Hunze (kton) 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022
Totaal bekende CO2-uitstoot (aardgas, elektriciteit, stadswarmte, fossiele voertuigbrandstoffen) 182 174 ? ? 178 168 178 ? ? ? ? 189 162
CO2-uitstoot t.g.v. elektriciteitsverbruik 43,6 41,1 43,0 45,3 44,8 44,0 53,4 51,2 37,3 31,9 23,7 27,2 22,6
CO2-uitstoot t.g.v. aardgasverbruik 58,4 54,7 55,8 61,5 62,1 52,6 52,9 ? ? ? ? ? ?
CO2-uitstoot t.g.v. verbruik fossiele voertuigbrandstoffen 80,2 78,4 75,6 73,1 71,5 71,3 71,5 69,1 69,1 67,6 80,7 86,7 89,1

Bijschattingen

Bij het bepalen van de CO2-uitstoot gebruiken we bijschattingen om ontbrekende gegevens in de zakelijke energieverbruiken aan te vullen. De reden waarom en de wijze waarop we deze bijschattingen maken, lichten we toe in Bijlage B3.

In de Rapportage Bijschattingen ziet u voor welke gegevens we bijschattingen gebruiken. Ook ziet u daar hoeveel procent van bovenstaande gegevens we hebben bijgeschat.

2.1 CO2-uitstoot hoofdsectoren in Gemeente Aa en Hunze

Onderstaand ziet u de trend in de CO2-uitstoot van de vier hoofdsectoren in Gemeente Aa en Hunze. In de volgende paragrafen leest u hoe deze gegevens opgebouwd zijn.

CO2-uitstoot hoofdsectoren in Gemeente Aa en Hunze (kton) 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021
Gebouwde omgeving (aardgas, elektriciteit en stadswarmte woningen) 90,3 84,5 84,3 93,5 85,3 85,4 83,1 ? ? 75,5 70,0 71,6
Verkeer en vervoer (fossiele brandstoffen) 80,2 78,4 75,6 73,1 71,5 71,3 71,5 69,1 69,1 67,6 80,7 86,7
Industrie, Energie, Afval en Water (aardgas en elektriciteit) 8,5 8,4 ? ? ? ? ? ? ? ? ? ?
Landbouw, bosbouw en visserij (aardgas en elektriciteit) ? 2,9 5,0 5,4 4,8 ? 4,4 4,5 5,4 4,7 3,7 3,9
Via (semi)publieke laadpunten geladen elektriciteit 0,0 0,0 0,1

2.2 Gebouwde omgeving

Onderstaand ziet u de trend in de CO2-uitstoot van de Gebouwde omgeving in Gemeente Aa en Hunze. We laten de CO2-uitstoot van Woningen, Commerciële dienstverlening en Publieke dienstverlening zien. Het gaat om de CO2-uitstoot ten gevolge van het verbruik van aardgas en elektriciteit, geleverd via het openbare net en het verbruik van stadswarmte in woningen. Het elektriciteitsverbruik van de Commerciële dienstverlening bevat ook het elektriciteitsverbruik van Railverkeer. Dit is onderdeel van de bedrijfstak 'Vervoer en opslag'. Dit verbruik mag vanwege herleidbaarheid naar individuele railvervoerders niet apart gepubliceerd worden. We kunnen het kan daardoor niet van het energieverbruik van de Gebouwde omgeving aftrekken.

CO2-uitstoot Gebouwde omgeving in Gemeente Aa en Hunze (kton) 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021
Woningen (aardgas, elektriciteit en stadswarmte) 60,4 58,3 58,6 59,5 57,7 56,6 55,2 52,8 51,8 48,7 45,6 45,4
Commerciële dienstverlening (aardgas en elektriciteit) 19,6 16,6 15,7 20,7 18,3 18,7 18,5 ? ? ? ? ?
Publieke dienstverlening (aardgas en elektriciteit) 10,3 ? ? ? ? 10,1 9,4 ? ? ? ? 6,7

2.2.1 Woningen

Onderstaand ziet u de trend in de CO2-uitstoot van woningen in Gemeente Aa en Hunze. We laten de CO2-uitstoot ten gevolge van het verbruik van de belangrijkste energiedragers zien:

  • Aardgas;
  • Elektriciteit;
  • Stadswarmte.
Het gaat om het verbruik van aardgas (gecorrigeerd voor de jaarlijks wisselende buitentemperatuur) en elektriciteit. Deze worden geleverd via het openbare net. We schatten het verbruik van stadswarmte (gecorrigeerd voor de buitentemperatuur) in woningen.
CO2-uitstoot woningen in Gemeente Aa en Hunze (kton) 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021
CO2-uitstoot aardgasverbruik woningen (temperatuurgecorrigeerd) 42,8 41,5 41,0 41,0 39,3 37,7 38,1 37,3 37,4 36,7 36,0 35,3
CO2-uitstoot elektriciteitsverbruik woningen) 17,6 16,8 17,6 18,5 18,4 18,9 17,1 15,4 14,4 12,0 9,6 10,1
CO2-uitstoot verbruik stadswarmte woningen (temperatuurgecorrigeerd) 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0

2.2.2 Commerciële dienstverlening

Onderstaand ziet u de trend in de CO2-uitstoot van Commerciële dienstverlening in Gemeente Aa en Hunze. Het gaat om de CO2-uitstoot ten gevolge van het verbruik van aardgas en elektriciteit. Deze worden geleverd via het openbare net.

CO2-uitstoot Commerciële dienstverlening (aardgas en elektriciteit) in Gemeente Aa en Hunze (kton) 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021
Handel (SBI G) 6,88 5,60 5,98 6,42 5,07 5,50 5,39 6,96 4,91 4,05 3,32 3,45
Vervoer en Opslag incl. elektriciteit railverkeer (SBI H) 0,23 0,43 0,21 0,69 0,40 0,40 0,20 0,60 0,14 0,13 0,17 0,69
Horeca (SBI I) 10,26 8,61 7,58 10,82 9,83 9,92 10,03 ? ? ? ? ?
Informatie en communicatie (SBI J) 0,66 0,52 0,68 0,58 ? 0,85 0,73 2,94 0,67 0,59 0,41 0,40
Financiële dienstverlening (SBI K) 0,42 0,35 0,39 0,53 ? 0,67 0,65 0,48 0,47 0,38 0,27 0,28
Verhuur en handel van onroerend goed (SBI L) 0,21 0,18 0,19 ? 0,18 0,16 0,44 0,69 0,18 0,12 0,12 0,16
Specialistische zakelijke diensten (SBI M) 0,69 0,67 0,58 0,58 0,64 0,61 0,59 0,63 0,60 0,43 0,36 0,39
Verhuur en overige zakelijke diensten (SBI N) 0,28 0,20 ? 0,27 0,45 0,54 0,47 0,51 0,43 0,36 0,31 ?

2.2.3 Publieke dienstverlening

Onderstaand ziet u de trend in de CO2-uitstoot van de bedrijfstakken in de Publieke dienstverlening in Gemeente Aa en Hunze. Het gaat om de CO2-uitstoot ten gevolge van het verbruik van aardgas en elektriciteit. Deze worden geleverd via het openbare net.

CO2-uitstoot Publieke dienstverlening (aardgas en elektriciteit) in Gemeente Aa en Hunze (kton) 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021
Openbaar bestuur en overheidsdiensten (SBI O) 3,59 3,04 2,89 2,20 2,06 2,39 1,96 ? 1,53 1,35 0,91 2,02
Onderwijs (SBI P) 0,24 0,21 0,72 0,70 0,61 0,63 0,55 0,63 0,54 0,49 0,49 0,57
Gezondheids- en welzijnszorg (SBI Q) 4,16 ? ? ? ? 4,92 4,45 4,03 3,68 3,13 2,81 3,05
Cultuur, sport en recreatie (SBI R) 1,49 1,45 1,38 0,99 0,96 1,66 2,00 1,33 1,10 0,93 0,69 0,73
Overige dienstverlening (SBI S) 0,79 0,67 0,49 0,52 0,49 0,50 0,50 0,50 0,46 ? ? 0,28

2.3 Verkeer en vervoer

Onderstaand ziet u de trend in de CO2-uitstoot van Verkeer en vervoer in Gemeente Aa en Hunze. We laten de CO2-uitstoot van verschillende vervoersmodaliteiten zien. Het gaat om de CO2-uitstoot van de volgende fossiele voertuigbrandstoffen:

  • Aardgas;
  • Benzine;
  • Diesel;
  • LPG;
  • Stookolie.
  • Van het verbruik van elektriciteit in elektrisch vervoer zijn geen decentrale gegevens beschikbaar. Daardoor zijn ook van de bijbehorende CO2-uitstoot geen gegevens beschikbaar. Deze elektriciteit is onderdeel van het verbruik van de sectoren waar de elektriciteit via het laadpunt geladen wordt. Zo is de elektriciteit die geladen wordt via particuliere laadpunten onderdeel van het verbruik van woningen.

    De elektriciteit die wordt verbruikt door railverkeer is onderdeel van het verbruik van de bedrijfstak 'Vervoer en opslag'. Deze bedrijfstak is onderdeel van de Commerciële dienstverlening.

    CO2-uitstoot Verkeer en vervoer in Gemeente Aa en Hunze (kton) 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
    Wegverkeer (fossiele brandstoffen) 71,9 69,2 66,8 63,9 61,8 62,0 61,8 60,0 59,7 58,7 69,2
    Mobiele werktuigen (fossiele brandstoffen) 8,2 9,2 8,7 9,2 9,7 9,3 9,7 9,1 9,4 8,9 11,5
    Binnen- en recreatievaart (fossiele brandstoffen) 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
    Visserij (fossiele brandstoffen) 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
    Railverkeer (fossiele diesel) 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0

    Deze gegevens zijn gebaseerd op een verkeersmodel. Dat model gebruikt o.a. verkeersmetingen op de hoofd- en provinciale wegen en op de hoofdvaarwegen. In 2020 zijn meetgegevens, gebaseerd op mobiele telefoniedata, toegevoegd om beter zicht te krijgen op het effect van de COVID-pandemie op verkeer en vervoer. Deze hebben ook betrekking op de buitenwegen en de bebouwde kom. Daardoor kunnen de gegevens van 2020 een trendbreuk vertonen met de gegevens in eerdere jaren. In bijlage B5 leest u meer over de achterliggende methode.

    2.4 Industrie, Energie, Afval en Water

    Onderstaand ziet u de trend in de CO2-uitstoot van Industrie, Energie, Afval en Water in Gemeente Aa en Hunze. We laten de CO2-uitstoot van de onderliggende bedrijfstakken zien. Deze CO2-uitstoot is gebaseerd op het verbruik van aardgas en elektriciteit. Deze worden geleverd via het openbare net.

    We tellen het aardgasverbruik van de bedrijfstak Energieproductie niet mee. Dit aardgas wordt ingezet als primaire energie voor de productie van elektriciteit en warmte die aan derden wordt geleverd. Het is dus geen eindverbruik. In de verbruiksbenadering kennen we de CO2-uitstoot die het gevolg is van deze productie van elektriciteit en warmte toe aan de gebieden waar de geproduceerde elektriciteit en warmte verbruikt worden.

    Ook de industrie gebruikt een deel van het aardgas voor de productie van elektriciteit en warmte. Dit aardgas telt dus niet als eindverbruik. Een groot deel van de geproduceerde elektriciteit en warmte wordt echter wel in de eigen processen verbruikt als eindverbruik. De CO2-uitstoot daarvan is dus wel relevant. Alleen de CO2-uitstoot van de aan het openbare net teruggeleverde elektriciteit tellen we ten onrechte mee. We hebben geen decentrale gegevens waarmee we dit kunnen voorkomen.

    Daarnaast gebruikt de industrie een deel van aardgas als grondstof, bijvoorbeeld voor de productie van kunstmest of voertuigbrandstoffen. Dit niet-energetische gebruik leidt niet altijd tot CO2-uitstoot. Daardoor is de CO2-uitstoot die we rapporteren in de gebieden waar dit gebeurt te hoog.

    Aan de andere kant hebben we geen decentrale gegevens over de CO2-uitstoot van andere energiedragers in de industrie. Daardoor is de CO2-uitstoot die we rapporteren in de gebieden waar dit gebeurt te laag.

    CO2-uitstoot Industrie, Energie, Afval en Water in Gemeente Aa en Hunze (kton) 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021
    Delfstoffenwinning (SBI B, aardgas en elektriciteit) ? ? ? 1,77 ? ? ? ? ? ? ? ?
    Industrie (SBI C, aardgas en elektriciteit) 0,91 0,76 1,15 0,92 0,84 0,77 0,75 0,73 0,73 0,61 1,59 2,04
    Energievoorziening (SBI D, alleen elektriciteit) 1,99 2,60 ? ? ? 0,00 ? ? ? ? ? 0,20
    Waterbedrijven en afvalbeheer (SBI E, aardgas en elektriciteit) 2,10 1,92 1,95 2,02 ? 2,27 2,54 ? ? ? ? ?
    Bouwnijverheid (SBI F, aardgas en elektriciteit) 1,32 1,19 1,43 1,70 0,92 1,19 0,89 1,08 1,12 1,02 0,88 1,01

    2.5 Landbouw, bosbouw en visserij

    Onderstaand ziet u de trend in de CO2-uitstoot van Landbouw, bosbouw en visserij in Gemeente Aa en Hunze. Het gaat om de CO2-uitstoot ten gevolge van het verbruik van aardgas en elektriciteit. Deze worden geleverd via het openbare net.

    Ook de landbouw gebruikt een deel van het aardgas voor de productie van elektriciteit en warmte en dus niet als eindverbruik. Een groot deel van de geproduceerde elektriciteit en warmte wordt echter wel in de eigen processen verbruikt als eindverbruik. De CO2-uitstoot daarvan is dus wel relevant. Alleen de CO2-uitstoot van de aan het openbare net teruggeleverde elektriciteit tellen we ten onrechte mee. We hebben geen decentrale gegevens waarmee we dit kunnen voorkomen.

    CO2-uitstoot Landbouw, bosbouw en visserij in Gemeente Aa en Hunze (kton) 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021
    Landbouw, bosbouw en visserij (SBI A, aardgas en elektriciteit) ? 2,9 5,0 5,4 4,8 ? 4,4 4,5 5,4 4,7 3,7 3,9

    3. CO2-uitstoot per energiedrager

    In dit hoofdstuk geven we CO2-uitstoot weer per energiedrager, voor zover beschikbaar:

    • Aardgas;
    • Elektriciteit;
    • Stadswarmte.

    Voor Verkeer en vervoer is de CO2-uitstoot niet per brandstof beschikbaar.

    3.1 Woningen

    CO2-uitstoot aardgasverbruik woningen

    Onderstaand ziet u de trend in de CO2-uitstoot van het aardgasverbruik van woningen in Gemeente Aa en Hunze. Het verbruik wordt op twee manieren bepaald:

    • Het daadwerkelijke verbruik;
    • Het verbruik gecorrigeerd voor de jaarlijks fluctuerende gemiddelde buitentemperatuur.
    Het aardgasverbruik van woningen en de bijbehorende CO2-uitstoot zijn sterk afhankelijk van de buitentemperatuur in het stookseizoen. Het daadwerkelijke verbruik fluctueert daardoor fors. Om inzicht te krijgen in het verbruik zonder de storende invloed van deze buitentemperatuur, corrigeren we dit verbruik met een correctiefactor. Daardoor is beter zichtbaar wat de trend van het verbruik en de bijbehorende CO2-uitstoot zijn, onafhankelijk van de toevallige jaarlijkse fluctuaties.

    In de totale bekende CO2-uitstoot rekenen we dan ook met de CO2-uitstoot dit voor de buitentemperatuur gecorrigeerde verbruik. In onderstaande grafiek is het effect in één oogopslag duidelijk:

    CO2-uitstoot aardgasverbruik woningen in Gemeente Aa en Hunze (kton) 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021
    CO2-uitstoot aardgasverbruik woningen 42,8 41,5 41,0 41,0 39,3 37,7 38,1 37,3 37,4 36,7 36,0 35,3
    CO2-uitstoot aardgasverbruik woningen (temperatuurgecorrigeerd) 48,8 38,3 41,6 45,2 33,4 35,2 37,5 35,3 35,8 33,1 31,1 34,7

    We berekenen het aardgasverbruik door het gemiddelde aardgasverbruik per woning te vermenigvuldigen met het totaal aantal woningen (beide gepubliceerd door CBS), en dit te vermenigvuldigen met een correctiefactor van 0,94. In deze correctiefactor is de aanwezigheid van leegstaande en bedrijfswoningen en de penetratiegraad van aardgas verwerkt. Voor een nadere toelichting, zie Bijlage B1.

    Correctiefactor gemiddelde buitentemperatuur

    In onderstaande grafiek ziet u de correctiefactor waarmee we het aardgasverbruik voor de fluctuerende buitentemperatuur corrigeren. Deze factor is te beschouwen als een percentage: in 2010 was het gasverbruik van woningen als gevolg van 2 koude winterperioden 14 % hoger dan normaal. De correctiefactor is gelijk voor heel Nederland. In werkelijkheid is gemiddelde buitentemperatuur in de winter niet gelijk in heel Nederland. Er zijn echter geen gegevens beschikbaar waarmee we de regionale verschillen kunnen verwerken.

    Correctiefactor gemiddelde buitentemperatuur aardgasverbruik woningen 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021
    Correctiefactor gemiddelde buitentemperatuur aardgasverbruik woningen 1,1410 0,9211 1,0135 1,1014 0,8487 0,9352 0,9861 0,9462 0,9561 0,9012 0,8615 0,9852

    CO2-uitstoot elektriciteitsverbruik woningen

    Onderstaand ziet u de trend in CO2-uitstoot van het elektriciteitsverbruik van woningen in Gemeente Aa en Hunze. Het gaat om elektriciteit die is geleverd via het openbare net.

    CO2-uitstoot elektriciteitsverbruik woningen in Gemeente Aa en Hunze (kton) 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021
    CO2-uitstoot elektriciteitsverbruik woningen 17,6 16,8 17,6 18,5 18,4 18,9 17,1 15,4 14,4 12,0 9,6 10,1

    We berekenen het elektriciteitsverbruik door het gemiddelde elektriciteitsverbruik per woning te vermenigvuldigen met het totaal aantal woningen (beide gepubliceerd door CBS) en dit te vermenigvuldigen met een correctiefactor van 0,955. In deze correctiefactor is de aanwezigheid van leegstaande en bedrijfswoningen verwerkt. Voor een nadere toelichting, zie bijlage B1.

    CO2-uitstoot verbruik van stadswarmte woningen

    Onderstaand ziet u de trend in CO2-uitstoot van het verbruik van stadswarmte door woningen in Gemeente Aa en Hunze. Het verbruik wordt (net zoals het verbruik van aardgas) op twee manieren weergegeven:

    • Het daadwerkelijke verbruik;
    • Het verbruik gecorrigeerd voor de jaarlijks fluctuerende gemiddelde buitentemperatuur.

    Het verbruik van stadswarmte in woningen en de bijbehorende CO2-uitstoot zijn sterk afhankelijk van de buitentemperatuur in het stookseizoen. Het daadwerkelijke verbruik fluctueert daardoor fors. Om inzicht te krijgen in het verbruik zonder de storende invloed van deze buitentemperatuur, corrigeren we dit verbruik met een correctiefactor. Daardoor is beter zichtbaar wat de trend van het verbruik is, onafhankelijk van de toevallige jaarlijkse fluctuaties.

    In de totale CO2-uitstoot rekenen we dan ook met deze voor de buitentemperatuur gecorrigeerde CO2-uitstoot. U vindt deze jaarlijks fluctuerende factor in de paragraaf met de CO2-uitstoot van het aardgasverbruik van woningen.

    In onderstaande grafiek is het effect zichtbaar (mits er in uw gebied stadswarmte wordt verbruikt):
    CO2-uitstoot stadswarmte woningen in Gemeente Aa en Hunze (kton) 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021
    CO2-uitstoot stadswarmte woningen 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
    CO2-uitstoot stadswarmte woningen (temperatuurgecorrigeerd) 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0

    We berekenen het verbruik van stadswarmte door het aardgasverbruik te extrapoleren naar de woningen die stadswarmte geleverd krijgen. Voor een nadere toelichting, zie bijlage B3.

    3.2 Commerciële dienstverlening

    CO2-uitstoot verbruik van aardgas

    Onderstaand ziet u de trend in de CO2-uitstoot van het aardgasverbruik van de verschillende bedrijfstakken binnen de Commerciële dienstverlening in Gemeente Aa en Hunze.

    Het aardgasverbruik van Commerciële dienstverlening is, net als dat van woningen, afhankelijk van de buitentemperatuur in het stookseizoen. Het verbruik fluctueert daardoor. We kunnen in de Commerciële dienstverlening deze storende invloed niet corrigeren met een correctiefactor. De relatie tussen het aardgasverbruik en de buitentemperatuur in de Commerciële dienstverlening is namelijk minder eenduidig dan bij woningen.

    CO2-uitstoot aardgasverbruik Commerciële dienstverlening in Gemeente Aa en Hunze (kton) 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021
    Handel (SBI G) 2,03 1,50 1,76 1,86 1,34 1,73 1,77 1,78 1,72 1,46 1,41 1,50
    Vervoer en opslag (SBI H) 0,08 0,08 0,10 0,15 0,11 0,12 0,10 0,09 0,08 0,08 0,07 0,08
    Horeca (SBI I) 5,15 4,17 3,04 5,49 4,49 4,62 4,86 ? ? ? ? ?
    Informatie en communicatie (SBI J) 0,16 0,08 0,08 0,03 ? 0,11 0,08 0,03 0,04 0,04 0,04 0,04
    Financiële dienstverlening (SBI K) 0,16 0,13 0,15 0,23 0,26 0,29 0,36 0,26 0,27 0,23 0,16 0,18
    Verhuur en handel van onroerend goed (SBI L) 0,10 0,09 0,11 0,14 0,10 0,08 0,24 0,27 0,13 0,08 0,10 0,12
    Specialistische zakelijke diensten (SBI M) 0,43 0,40 0,32 0,32 0,36 0,33 0,31 0,35 0,33 0,24 0,21 0,22
    Verhuur en overige zakelijke diensten (SBI N) 0,17 0,10 0,11 0,14 0,22 0,28 0,28 0,26 0,21 0,17 0,17 0,19

    Onderstaand ziet u de optelsom van bovenstaande CO2-uitstoot en, indien van toepassing, onze bijschattingen:

    CO2-uitstoot aardgasverbruik Commerciële dienstverlening in Gemeente Aa en Hunze (kton) 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021
    CO2-uitstoot aardgasverbruik Commerciële dienstverlening 8,3 6,6 5,7 8,4 7,3 7,6 8,0 ? ? ? ? ?

    CO2-uitstoot verbruik van elektriciteit

    Onderstaand ziet u de trend in de CO2-uitstoot van het elektriciteitsverbruik van de verschillende bedrijfstakken binnen de Commerciële dienstverlening in Gemeente Aa en Hunze.

    CO2-uitstoot elektriciteitsverbruik Commerciële dienstverlening in Gemeente Aa en Hunze (kton) 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021
    Handel (SBI G) 4,85 4,10 4,22 4,56 3,73 3,76 3,62 5,18 3,19 2,59 1,90 1,95
    Vervoer en opslag (SBI H) 0,15 0,35 0,11 0,53 0,29 0,27 0,09 0,50 0,06 0,05 0,10 0,61
    Horeca (SBI I) 5,11 4,44 4,54 5,34 5,34 5,30 5,18 5,03 4,89 4,22 3,00 3,32
    Informatie en communicatie (SBI J) 0,49 0,44 0,60 0,55 0,61 0,74 0,65 2,91 0,63 0,55 0,38 0,36
    Financiële dienstverlening (SBI K) 0,26 0,22 0,23 0,30 ? 0,39 0,28 0,22 0,19 0,15 0,11 0,10
    Verhuur en handel van onroerend goed (SBI L) 0,10 0,09 0,07 ? 0,08 0,08 0,20 0,42 0,06 0,04 0,03 0,03
    Vrije beroepen, wetenschap, techniek (SBI M) 0,26 0,28 0,26 0,26 0,28 0,28 0,28 0,28 0,26 0,19 0,15 0,17
    Verhuur en overige zakelijke diensten (SBI N) 0,11 0,09 ? 0,13 0,23 0,27 0,19 0,25 0,22 0,19 0,14 ?

    Onderstaand ziet u de optelsom van bovenstaande CO2-uitstoot en, indien van toepassing, onze bijschattingen:

    CO2-uitstoot elektriciteitsverbruik Commerciële dienstverlening in Gemeente Aa en Hunze (kton) 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021
    CO2-uitstoot elektriciteitsverbruik Commerciële dienstverlening 11,3 10,0 10,0 12,3 11,0 11,1 10,5 14,8 9,5 8,0 5,8 6,9

    3.3 Publieke dienstverlening

    CO2-uitstoot verbruik van aardgas

    Onderstaand ziet u de trend in de CO2-uitstoot van het aardgasverbruik van de verschillende bedrijfstakken binnen de Publieke dienstverlening in Gemeente Aa en Hunze.

    Het aardgasverbruik van de Publieke dienstverlening is, net als dat van woningen, afhankelijk van de buitentemperatuur in het stookseizoen. Het verbruik fluctueert daardoor. We kunnen in de Publieke dienstverlening deze storende invloed niet corrigeren met een correctiefactor. De relatie tussen het aardgasverbruik en de buitentemperatuur in de Publieke dienstverlening is namelijk minder eenduidig dan bij woningen.

    CO2-uitstoot aardgasverbruik Publieke dienstverlening in Gemeente Aa en Hunze (kton) 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021
    Openbaar bestuur en overheidsdiensten (SBI O) 1,59 1,15 0,86 0,63 0,46 0,57 0,48 0,55 0,42 0,39 0,25 0,30
    Onderwijs (SBI P) 0,16 0,13 0,50 0,46 0,37 0,39 0,35 0,34 0,37 0,35 0,36 0,38
    Gezondheids- en welzijnszorg (SBI Q) 2,39 ? ? ? ? 2,67 2,56 2,35 2,19 1,87 1,89 2,09
    Cultuur, sport en recreatie (SBI R) 0,81 0,79 0,79 0,51 0,44 0,79 0,80 0,62 0,56 0,46 0,43 0,47
    Overige dienstverlening (SBI S) 0,49 0,40 0,29 0,33 0,26 0,27 0,29 0,29 0,27 ? ? 0,18
    Extraterritoriale organisaties (SBI U) 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 ? ? ? ? ?

    Onderstaand ziet u de optelsom van bovenstaande CO2-uitstoot en, indien van toepassing, onze bijschattingen:

    CO2-uitstoot aardgasverbruik Publieke dienstverlening in Gemeente Aa en Hunze (kton) 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021
    CO2-uitstoot aardgasverbruik Publieke dienstverlening 5,4 ? ? ? ? 4,7 4,5 4,1 ? ? ? 3,5

    CO2-uitstoot verbruik van elektriciteit

    Onderstaand ziet u de trend in de CO2-uitstoot van het elektriciteitsverbruik van de verschillende bedrijfstakken binnen de Publieke dienstverlening in Gemeente Aa en Hunze.

    CO2-uitstoot elektriciteitsverbruik Publieke dienstverlening in Gemeente Aa en Hunze (kton) 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021
    Openbaar bestuur en overheidsdiensten (SBI O) 2,01 1,89 2,04 1,57 1,61 1,82 1,47 ? 1,11 0,96 0,65 1,72
    Onderwijs (SBI P) 0,07 0,07 0,23 0,24 0,24 0,24 0,20 0,29 0,16 0,13 0,13 0,20
    Gezondheids- en welzijnszorg (SBI Q) 1,77 1,65 2,07 2,15 2,17 2,24 1,88 1,69 1,50 1,26 0,92 0,96
    Cultuur, sport en recreatie (SBI R) 0,67 0,67 0,59 0,48 0,53 0,87 1,20 0,71 0,54 0,48 0,25 0,26
    Overige dienstverlening (SBI S) 0,30 0,27 0,19 0,19 0,23 0,23 0,21 0,21 0,19 ? 0,09 0,10
    Extraterritoriale organisaties (SBI U) 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 ? ? ? ? ?

    Onderstaand ziet u de optelsom van bovenstaande CO2-uitstoot en, indien van toepassing, onze bijschattingen:

    CO2-uitstoot elektriciteitsverbruik Publieke dienstverlening in Gemeente Aa en Hunze (kton) 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021
    CO2-uitstoot elektriciteitsverbruik Publieke dienstverlening 4,8 4,5 5,1 4,6 4,8 5,4 5,0 ? 3,5 3,0 2,0 3,2

    3.4 Industrie, Energie, Afval en Water

    CO2-uitstoot verbruik van aardgas

    Onderstaand ziet u de trend in de CO2-uitstoot van het aardgasverbruik van de sector Industrie, Energie, Afval en Water in Gemeente Aa en Hunze, uitgesplitst naar de onderliggende bedrijfstakken. Het gaat om het verbruik van aardgas, geleverd via het openbare net.

    We tellen het aardgasverbruik van de bedrijfstak Energievoorziening (SBI D) niet mee, omdat dit grotendeels wordt ingezet als primaire energie voor de productie van elektriciteit en warmte die aan derden wordt geleverd, en dus niet als eindverbruik.

    Ook wordt in de industrie aardgas ten dele ingezet in WKK's voor de productie van elektriciteit en warmte en dus niet als eindverbruik. Een groot deel van die elektriciteit en warmte wordt echter in de eigen processen verbruikt als eindverbruik. De CO2-uitstoot ervan is dus wel relevant. Alleen de CO2-uitstoot van de aan het openbare net teruggeleverde elektriciteit tellen we ten onrechte mee. We hebben geen decentrale gegevens waarmee we dit kunnen voorkomen.

    Daarnaast gebruikt de industrie een deel van aardgas als grondstof, bijvoorbeeld voor de productie van kunstmest of voertuigbrandstoffen. Dit niet-energetische gebruik leidt niet altijd tot CO2-uitstoot. Daardoor is de CO2-uitstoot die we rapporteren in de gebieden waar dit gebeurt te hoog.

    Aan de andere kant hebben we geen decentrale gegevens over de CO2-uitstoot van andere energiedragers in de industrie. Daardoor is de CO2-uitstoot die we rapporteren in de gebieden waar dit gebeurt te laag.

    CO2-uitstoot aardgasverbruik Industrie, Energie, Afval en Water in Gemeente Aa en Hunze (kton) 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021
    Delfstoffenwinning (SBI B) ? ? ? 0,04 ? ? 0,00 ? ? ? ? ?
    Industrie (SBI C) 0,40 0,30 0,44 0,41 0,32 0,28 0,29 0,35 0,35 0,29 0,25 0,31
    Waterbedrijven en afvalbeheer (SBI E) 0,03 0,03 0,03 0,03 ? 0,03 0,02 ? ? ? ? ?
    Bouwnijverheid (SBI F) 0,41 0,30 0,44 0,67 0,26 0,47 0,52 0,32 0,28 0,22 0,21 0,23

    CO2-uitstoot verbruik van elektriciteit

    Onderstaand ziet u de trend in de CO2-uitstoot van het elektriciteitsverbruik van de verschillende bedrijfstakken binnen de sector Industrie, Energie, Afval en Water in Gemeente Aa en Hunze.

    CO2-uitstoot elektriciteitsverbruik Industrie, Energie, Afval en Water in Gemeente Aa en Hunze (kton) 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021
    Delfstoffenwinning (SBI B) 2,19 1,66 1,97 1,73 1,72 1,87 ? ? ? 0,21 ? ?
    Industrie (SBI C) 0,50 0,47 0,71 0,51 0,51 0,49 0,46 0,38 0,38 0,32 1,34 1,74
    Energievoorziening (SBI D) 1,99 2,60 ? ? ? 0,00 ? ? ? ? ? 0,20
    Waterbedrijven en afvalbeheer (SBI E) 2,07 1,89 1,92 1,99 2,00 2,24 2,53 2,81 2,54 2,08 1,60 1,93
    Bouwnijverheid (SBI F) 0,91 0,89 0,99 1,03 0,66 0,72 0,38 0,76 0,85 0,80 0,67 0,78

    3.5 Landbouw, bosbouw en visserij

    CO2-uitstoot verbruik van aardgas

    Onderstaand ziet u de trend in de CO2-uitstoot van het aardgasverbruik van de sector Landbouw, bosbouw en visserij in Gemeente Aa en Hunze.

    In de landbouw, met name in de glastuinbouw, wordt aardgas ten dele ingezet in WKK's voor de productie van elektriciteit en warmte en dus niet als eindverbruik. Een deel van die elektriciteit en warmte wordt echter in de eigen processen verbruikt als eindverbruik. De CO2-uitstoot ervan is dus wel relevant. Alleen de CO2-uitstoot van de aan het openbare net teruggeleverde elektriciteit tellen we ten onrechte mee. We hebben geen decentrale gegevens waarmee we dit kunnen voorkomen.

    CO2-uitstoot aardgasverbruik Landbouw, bosbouw en visserij (SBI A) in Gemeente Aa en Hunze (kton) 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021
    CO2-uitstoot aardgasverbruik Landbouw, bosbouw en visserij (SBI A) ? 0,67 2,15 2,34 1,80 ? 1,47 1,65 2,28 2,12 1,72 1,87

    CO2-uitstoot verbruik van elektriciteit

    Onderstaand ziet u de trend in de CO2-uitstoot van het elektriciteitsverbruik van de Landbouw, bosbouw en visserij in Gemeente Aa en Hunze.

    CO2-uitstoot elektriciteitsverbruik Landbouw, bosbouw en visserij (SBI A) in Gemeente Aa en Hunze (kton) 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021
    CO2-uitstoot elektriciteitsverbruik Landbouw, bosbouw en visserij (SBI A) 2,21 2,25 2,83 3,03 3,04 3,23 2,93 2,85 3,14 2,63 2,00 2,08

    4. Vermeden CO2-uitstoot door hernieuwbare energie in Gemeente Aa en Hunze

    In dit hoofdstuk geven we de vermeden CO2-uitstoot door het verbruik van hernieuwbare energie in Gemeente Aa en Hunze weer. Het gaat daarbij om de volgende verbruiksvormen:

    • Hernieuwbare elektriciteit;
    • Hernieuwbare warmte;
    • Hernieuwbare energie in verkeer en vervoer.

    We berekenen deze vermeden CO2-uitstoot als volgt:

    • CBS publiceert de hoeveelheden hernieuwbare elektriciteit, warmte en energie in verkeer en vervoer per techniek als nationaal totaal;
    • CBS publiceert de hoeveelheden vermeden CO2-uitstoot per energievorm per techniek als nationaal totaal;
    • We delen deze twee hoeveelheden op elkaar. Zo wordt duidelijk hoeveel CO2-uitstoot per eenheid elektriciteit, warmte en energie in verkeer en vervoer per techniek wordt vermeden. We noemen dit getal de 'vermeden CO2-factor'.

    We vermenigvuldigen per gebied de hoeveelheid hernieuwbare elektriciteit, warmte en energie in verkeer en vervoer per techniek met de bijbehorende vermeden CO2-factor. Daarmee verkrijgen we de vermeden CO2-uitstoot per techniek.

    Onderstaand vindt u het resultaat.

    Vermeden CO2-uitstoot in Gemeente Aa en Hunze (kton) 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
    Vermeden CO2-uitstoot door hernieuwbare elektriciteit 0,1 0,3 0,8 1,5 2,5 3,5 4,2 5,0 6,9 8,1 10,9
    Vermeden CO2-uitstoot door hernieuwbare warmte 2,4 2,5 2,8 2,7 2,8 4,1 3,7 3,5 3,3 3,4 3,4
    Vermeden CO2-uitstoot door hernieuwbare energie in verkeer en vervoer 1,3 2,0 2,1 2,1 2,4 2,0 1,6 2,1 3,6 4,6 5,1
    Vermeden CO2-uitstoot door hernieuwbare energie totaal 3,9 4,9 5,6 6,3 7,7 9,6 9,5 10,5 13,7 16,1 19,3

    4.1 Vermeden CO2-uitstoot door hernieuwbare elektriciteit

    Onderstaand ziet u de trend in de vermeden CO2-uitstoot door hernieuwbare elektriciteit in Gemeente Aa en Hunze.

    Vermeden CO2-uitstoot door hernieuwbare elektriciteit in Gemeente Aa en Hunze (kton) 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021
    Afvalverbranding 0,0
    Biogas - - - 0,0 0,0
    Biomassaverbranding met decentrale elektriciteitsopwekking 0,0 0,0 0,0 0,0
    Waterkracht
    Wind op land 1,7 26,6
    Zonnestroom 0,1 0,3 0,8 1,5 2,5 3,5 4,2 5,0 6,9 8,1 9,2 13,9

    4.2 Vermeden CO2-uitstoot door hernieuwbare warmte

    Onderstaand ziet u de trend in de vermeden CO2-uitstoot door hernieuwbare warmte in Gemeente Aa en Hunze.

    Vermeden CO2-uitstoot door hernieuwbare warmte in Gemeente Aa en Hunze (kton) 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021
    Afvalverbranding 0,0 0,0 0,0 0,0
    Biogas - - - 0,0 0,0
    Biomassaketels 0,3 0,2 0,3 1,6 1,2 0,9 0,6 0,8 0,8 0,7
    Biomassaverbranding met decentrale elektriciteitsopwekking 0,0 0,0 0,0 0,0
    Geothermie 0,0 0,0
    Ondiepe bodemwarmte 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
    Houtkachels woningen 2,4 2,5 2,5 2,5 2,5 2,5 2,6 2,6 2,6 2,6 2,6 2,6

    4.3 Vermeden CO2-uitstoot door hernieuwbare energie in verkeer en vervoer

    Onderstaand ziet u de trend in de vermeden CO2-uitstoot door hernieuwbare energie in verkeer en vervoer in Gemeente Aa en Hunze.

    Vermeden CO2-uitstoot door hernieuwbare energie in verkeer en vervoer in Gemeente Aa en Hunze (kton) 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
    Biobrandstof wegverkeer 1,3 2,0 1,9 1,9 2,2 1,8 1,4 1,9 3,2 4,1 4,5
    Biobrandstof mobiele werktuigen 0,0 0,0 0,1 0,1 0,2 0,2 0,1 0,2 0,4 0,5 0,5
    Biogas - - - 0,0 0,0

    Bijlagen: Beschrijving berekeningen en schattingen

    B1: Berekening aardgas- en elektriciteitsverbruik woningen

    CBS publiceert de gemiddelde gas- en elektriciteitsleveringen aan woningen en het totaal aantal woningen, beide per buurt en per gemeente. Zie ook de bronbeschrijving 'CBS - Statistiek energieverbruik woningen'. Deze gemiddelden zijn gebaseerd op de gegevens van de netbeheerders die aardgas en elektriciteit leveren in deze gebieden. Het zijn dus geen kentallen of schattingen, maar de gemiddelde gemeten leveringen aan de woningen in desbetreffend gebied.

    Bewerking Regionale klimaatmonitor


    We bepalen de totale gas- en elektriciteitsverbruiken van woningen per jaar per gebied door vermenigvuldiging van:

    • de gemiddelde levering aan woningen in dat gebied;

    • het totale aantal woningen in dat gebied per 1 januari van een bepaald jaar;
    • een correctiefactor.


    Afwijkingen en correctie


    De correctie is nodig, omdat het zonder deze correctie berekende totaal om een aantal redenen kan afwijken van het werkelijke totaal:
    • Leegstaande woningen hebben een lager dan gemiddeld energieverbruik en tellen zonder correctie dus deels ten onrechte mee in het totaal. Dit leidt tot een overschatting van zowel aardgas- als elektriciteitsverbruik;
    • Woningen die geen aardgas verbruiken, maar bijvoorbeeld propaangas, hebben een ander energieverbruik hebben dan de woningen die aardgas verbruiken. Dat kan zonder correctie leiden tot een afwijking naar boven of beneden van het aardgasverbruik. Deze afwijking is klein, omdat deze woningen wel energie en soms zelfs fossiel gas (maar met een iets andere energie-inhoud dan aardgas) verbruiken;
    • Het verbruik van bedrijfswoningen moet grotendeels worden toegerekend aan het bedrijf in kwestie. Dit leidt zonder correctie tot een overschatting van zowel aardgas- als elektriciteitsverbruik;
    • Gedurende het jaar worden woningen gebouwd en gesloopt. Deze mutaties worden verwerkt in het woningaantal per 1 januari van het volgende jaar. Gedurende het jaar zijn deze mutaties niet per gemeente bekend.


    Bovenstaande afwijkingen corrigeren we in de berekening van het totaal:
    • Voor aardgas te vermenigvuldigen met 0,94 (combinatie van aanname percentage leegstand, bedrijfswoningen en penetratiefactor aardgas);
    • Voor elektriciteit met 0,955 (combinatie van aanname percentage leegstand en bedrijfswoningen).


    Opmerking: De berekeningsmethode en de oorzaken van mogelijke onder- en overschatting zijn voor alle jaren in de tijdreeks gelijk. Daarom heeft het hanteren van deze berekeningsmethode weinig invloed op de gepresenteerde trends in aardgas- en elektriciteitsverbruik.

    Temperatuurcorrectie


    Naast bovenstaande correctie berekenen we ook het temperatuurgecorrigeerde aardgasverbruik, door het aardgasverbruik te vermenigvuldigen met de temperatuurcorrectiefactor die CBS bepaalt.

    Fouten in brondata


    In de gegevens over 2018 zijn in de gemeenten in het verzorgingsgebied van Coteq (Twente) fouten aanwezig in de brondata van CBS, waardoor de verbruiken te laag kunnen zijn. Ze zijn veroorzaakt door fouten in de aangeleverde bestanden van de netbeheerder. Deze fouten zijn niet gecorrigeerd.

    B2: Schatting verbruik stadswarmte woningen

    CBS publiceert het percentage woningen met stadsverwarming in gemeenten. Ook publiceert CBS in de Nationale Energiebalans het warmteverbruik van woningen voor Nederland als totaal.

    We voeren met deze gegevens de volgende berekeningen uit:

    • Berekenen van het aantal woningen met stadsverwarming door het totaal aantal woningen te vermenigvuldigen met het percentage woningen met stadsverwarming;
    • Verdelen van het nationale totaal warmteverbruik van woningen over gemeenten naar rato van het op deze manier berekende aantal woningen met stadsverwarming.


    We gebruiken deze schatting, omdat de daadwerkelijke warmteleveringen voor ons niet beschikbaar zijn. Sommige gemeenten in Nederland beschikken zelf wel over de daadwerkelijke warmteleveringen, omdat ze deze, al dan niet vertrouwelijk, hebben ontvangen van de warmteleverancier(s) op hun grondgebied.

    B3: Aardgas- en elektriciteitsverbruik bedrijven en instellingen

    CBS publiceert de aardgas- en elektriciteitslevering per bedrijfstak (SBI). Zie ook de bronbeschrijving ‘CBS - statistiek energieverbruik bedrijven en instellingen’.
    We beschouwen in de Regionale klimaatmonitor deze levering als de best beschikbare benadering van het eindverbruik per bedrijfstak.


    Onbekende gegevens blokkeren totaalverbruiken


    Echter, in sommige gevallen mag CBS de aardgas- of elektriciteitslevering aan een bedrijfstak in een gemeente niet publiceren, omdat dit herleidbaar kan zijn naar individuele afnemers. Dit is bijvoorbeeld het geval als het aantal bedrijven in een bedrijfstak zeer laag is (kleiner dan 10) of als in die bedrijfstak 1 dominante afnemer (groter dan 80 % van het gebruik) aanwezig is.

    Hierdoor kunnen ook optellingen, waarin het verbruik van deze bedrijfstak meetelt, niet gemaakt worden. Dit leidt ertoe dat we de totaalverbruiken van Commerciële Dienstverlening, Publieke Dienstverlening, Gebouwde Omgeving, Industrie, Energie, Afval en Water en Landbouw in die gevallen niet kunnen bepalen. En daardoor kunnen we het totaalverbruik van een gemeente niet bepalen.
    Hetzelfde geldt voor regionale optellingen, waar één onbekende in één gemeente leidt tot het onbekend zijn van de optelling voor de regio. Enkele onbekenden vermenigvuldigen zich dus exponentieel.


    Bijschatten als oplossing


    Om dit probleem op te lossen schatten we de onbekende gebruiken per bedrijfstak bij. De bijgeschatte gegevens geven we in de Regionale klimaatmonitor niet per bedrijfstak weer, omdat onbekend is welke onzekerheidsmarge de schattingen hebben. We tonen echter wel de optellingen, omdat in de optelling de onzekerheidsmarge veel kleiner is. We tonen de optellingen niet als de bijschatting groter is dan 20 % van de optelling waarin zij gebruikt wordt.
    Meestal is de bijschatting veel kleiner. Ook geldt, dat bij meerdere bijschattingen eventuele afwijkingen naar boven en naar beneden elkaar deels uitmiddelen. Tenslotte ronden we de optellingen waarin de bijschattingen gebruikt worden af op 1 TJ (32.000 m3 gas of 278.000 kWh). Een deel van de bijgeschatte gegevens is kleiner dan deze afronding.

    We achten deze werkwijze acceptabel, omdat:
    • Het alternatief is dat er geen optelling per gemeente of regio gemaakt kan worden (onzekerheid is 100%);
    • De oorspronkelijke, niet opgetelde, gegevens per bedrijfstak, inclusief de onbekenden, beschikbaar blijven in de Regionale klimaatmonitor. Iedere gebruiker die de optellingen inclusief bijschattingen niet wenst te gebruiken, kan dus de oorspronkelijke gegevens gebruiken en deze, voor zover bekend, zelf optellen.


    Methode


    We maken de bijschattingen per jaar en energiedrager (zowel aardgas als elektriciteit). We werken hierbij van het hoogste naar het laagste geografische schaalniveau. De werkwijze lijkt op het invullen van een sudoku.


    Provincie

    Op nationaal niveau zijn alle verbruiken van aardgas en elektriciteit per bedrijfstak en het totaal van alle bedrijfstakken bekend. Deze bekende cijfers vormen de zogenaamde randtotalen. Ook het totaal van het verbruik van aardgas en elektriciteit van alle bedrijfstakken in een provincie is bekend.
    Een deel van de provinciale totalen per bedrijfstak is echter onbekend. Dit geldt altijd voor minstens 2 provincies, omdat anders de waarde van de enige onbekende provincie afgeleid kan worden uit het Nederlands totaal en de 11 bekende provincies.
    Omdat alle totalen van Nederland bekend zijn, weten we hoeveel resterend verbruik we moeten verdelen over de 2 of meer onbekende provincies. Om dit restant over de onbekende provincies te verdelen, maken we eerst een initiële schatting op basis van de volgende regels:
    1. onderlinge verhouding verbruik energiedragers in een bedrijfstak
      Als de waarde van de andere energiedrager (aardgas of elektriciteit) bekend is een het jaar waarvoor we een schatting moeten maken, en als beide energiedragers bekend zijn in een ander jaar, dan gebruiken we de verhouding tussen die 2 energiedragers in het bekende jaar om de onbekende waarde te schatten.
      Als bijvoorbeeld de verhouding tussen het verbruik van aardgas en elektriciteit in een bepaalde bedrijfstak 1 op 10 is, gaan we er voor de schatting van uit dat die verhouding ook van toepassing is in het te schatten jaar. We nemen daarbij dus aan dat de verhouding tussen het verbruik van beide energiedragers in een bepaalde bedrijfstak relatief stabiel is over de jaren.
    2. verhouding verbruik energiedrager in een bedrijfstak ten opzichte van het totaal van die energiedrager
      Als regel 1 niet mogelijk is, kijken we naar het aandeel van het verbruik van die bedrijfstak in het dichtstbijzijnde jaar waarvoor de waarde wel bekend is in het totale verbruik van alle bedrijfstakken.
      Als bijvoorbeeld het aandeel van het verbruik van aardgas in een bepaalde bedrijfstak in het totale aardgasverbruik 10 % is, gaan we er voor de schatting van uit dat dat aandeel ook van toepassing is in het te schatten jaar. We nemen daarbij dus aan dat het aandeel van het verbruik van een bepaalde bedrijfstak in het totaal relatief stabiel is over de jaren.
    3. combinatie van 1 en 2
      Als regel 2 niet mogelijk is, kijken we naar het aandeel in het totale verbruik van de andere energiedrager.
      Als bijvoorbeeld het aandeel van het verbruik van aardgas in een bepaalde bedrijfstak in het totale gasverbruik 10 % is, gaan we er voor de schatting van het elektriciteitsverbruik van die bedrijfstak vanuit dat dat aandeel ook van toepassing is in het te schatten jaar. We nemen daarbij dus aan dat zowel het aandeel van het verbruik van een bepaalde bedrijfstak in het totaal als de verhouding tussen het verbruik van beide energiedragers in een bepaalde bedrijfstak relatief stabiel zijn over de jaren.


    Als geen van bovenstaande drie regels mogelijk is, nemen we als initiële schatting een waarde naar rato van beide randtotalen. Dat is altijd mogelijk. Verder maken we bij het schatten nog gebruik van de bekende waarden van de gemeenten in een provincie. Deze vormen een ondergrens voor de te schatten provinciale waarde.
    Op basis van de resulterende initiële schattingen verdelen we het restant van het Nederlandse totaal per bedrijfstak en energiedrager over de onbekende provincies.


    Gemeente

    De methode per gemeente volgt in essentie dezelfde stappen. Een verschil met de provincies is, dat niet in alle gevallen de gemeentelijke randtotalen bekend zijn. Die schatten we dus bij. Als ondergrens fungeren ook hier de wel bekende gemeentelijke bedrijfstakwaarden.


    Sanity check


    Nadat we op bovenstaande manier bijschattingen voor alle waarden hebben verkregen, voeren we een aantal sanity checks door. We gebruiken niet alle bijschattingen, maar maken een selectie. Die selectie doen we voor 2 verschillende situaties:
    • Het bepalen van het energieverbruik van de desbetreffende bedrijfstak in een gemeente;
    • Het bepalen van energieverbruik van een (hoofd)sector of de gehele gemeente, waarvan het verbruik van de desbetreffende bedrijfstak onderdeel is.


    Bijschatting per bedrijfstak
    Het energieverbruik van een bedrijfstak bepalen we door het aardgasverbruik en het elektriciteitsverbruik bij elkaar op te tellen.
    Als één van deze beide verbruiken onbekend is, kunnen we de bijgeschatte waarde gebruiken. Dat doen we alleen, als:
    • de bijgeschatte waarde kleiner dan 20 % van het resulterende totaal is. Zo voorkomen we dat in het totaal het aandeel bijschatting te hoog is;
    • de bijgeschatte waarde groter dan 75 % van de laatst bekende waarde is. Zo voorkomen we dat het resulterende totaal fors lager is dan in voorgaande jaren.


    Bijschatting per sector, hoofdsector en totaal verbruik in een gemeente
    Het energieverbruik van een (hoofd)sector of de gehele gemeente bepalen we door het aardgasverbruik en het elektriciteitsverbruik van de bedrijfstakken in een (hoofd)sector bij elkaar op te tellen.
    Als één of meer van deze verbruiken onbekend zijn, kunnen we de bijgeschatte waarde gebruiken. Dat doen we alleen, als:
    • de som van de bijgeschatte waarden kleiner 20 % van het resulterende totaal is. Zo voorkomen we dat in het totaal het aandeel bijschatting te hoog is;
    • en de bijgeschatte waarde van een energiedrager in een bedrijfstak groter dan 75 % van de laatst bekende waarde is. Zo voorkomen we dat het resulterende totaal fors lager is dan in voorgaande jaren;
    • of de bijgeschatte waarde tussen 50 % en 75 % van de laatst bekende waarde is en de bijgeschatte waarde kleiner dan 2,5 % van het totaal van de energiedrager in de gemeente is. Zo voorkomen we dat het resulterende totaal fors lager is dan in voorgaande jaren;
    • of de bijgeschatte waarde kleiner dan 50 % van de laatst bekende waarde is en kleiner dan 1 % van het totaal van de energiedrager in de gemeente is. Zo voorkomen we dat het resulterende totaal fors lager is dan in voorgaande jaren.


    Gewijzigde bronstatistiek CBS


    Met ingang van 2017 zijn in de gegevens van CBS niet meer de in de Regionale klimaatmonitor gebruikte geleverde hoeveelheden aardgas excl. bedrijfstak D opgenomen, maar de geleverde hoeveelheden incl. bedrijfstak D. In die hoeveelheid is het aardgas dat wordt gebruikt voor elektriciteitsproductie opgenomen.
    Om het totaal voor aardgas excl. bedrijfstak D te berekenen gebruiken we bovenstaande methode. We tellen de verbruiken van alle bedrijfstakken, behalve dat van bedrijfstak B, bij elkaar op. Waar dat niet kan, trekken we het bijgeschatte verbruik van bedrijfstak D af van het totaal incl. bedrijfstak D. Dat doen we alleen voor bijgeschatte waarden die maximaal 10 % van het totaal incl. bedrijfstak D bedragen.

    Op verzoek van provincie Flevoland bepalen we het aardgasverbruik van bedrijfstak D (indien niet gepubliceerd door CBS) door dit terug te rekenen vanuit de gegevens van de Nederlandse Emissieautoriteit. Deze gegevens betreffen de CO2-uitstoot van de ETS-plichtige bedrijven, waaronder de elektriciteitscentrales, zoals de Maxima-centrale in Lelystad. Als deze elektriciteitscentrales aardgas verbruiken, is het mogelijk om vanuit deze CO2-uitstoot het aardgasverbruik terug te rekenen, door de CO2-uitstoot te delen door de CO2-emissiefactor van aardgas.

    B4: Energieverbruik verkeer en vervoer

    We bepalen de hoeveelheid verbruikte energie in verkeer en vervoer als volgt:

    • In de Nationale Energiebalans publiceert CBS hoeveelheden finaal verbruikte energie voor Nederland als geheel. Het betreft alle vervoersmodaliteiten behalve mobiele werktuigen en de onderverdeling van wegverkeer;
    • Emissieregistratie publiceert de hoeveelheid CO₂-uitstoot per gebied en voor Nederland als geheel per vervoerssoort;
    • Emissieregistratie publiceert de verbruikte energie door mobiele werktuigen voor Nederland als geheel;
    • Emissieregistratie publiceert ook de emissiefactor per voertuigbrandstof. Deze emissiefactor is de hoeveelheid CO₂ die wordt uitgestoten per eenheid energieverbruik (ton per TeraJoule). Deze emissiefactoren variëren per jaar, afhankelijk van de hoeveelheid bijgemengde biobrandstof.

    We gebruiken gegevens van Emissieregistratie om het lokale energiegebruik voor verkeer en vervoer (dat niet door Emissieregistratie zelf gepubliceerd wordt) te bepalen. We doen dit door de hoeveelheid gebruikte energie per vervoerssoort voor Nederland als geheel te verdelen over gemeenten conform de verdeling van de CO₂-uitstoot van die vervoerssoort.

    Als de hoeveelheid gebruikte energie voor een bepaalde vervoerssoort voor Nederland niet door CBS of Emissieregistratie gepubliceerd wordt, rekenen we de CO₂-uitstoot per gemeente terug naar energieverbruik door gebruik te maken van de emissiefactoren per voertuigbrandstof die Emissieregistratie publiceert. Dat geldt voor tweewielers en vrachtwagens.

    Hoe Emissieregistratie de CO2-emissies bepaalt, wordt gedocumenteerd in de achterliggende documentatie.

    B5: Geladen elektriciteit via elektrische laadpunten

    In de data van CBS m.b.t. de levering van elektriciteit aan bedrijven is ook de elektriciteit die via (semi)publieke elektrische laadpunten aan voertuigen wordt geleverd opgenomen. We gaan ervan uit dat deze levering van elektriciteit onderdeel is van de levering aan de Gebouwde omgeving (woningen en dienstensectoren).

    Het is wenselijk deze levering afzonderlijk zichtbaar te maken, omdat daardoor de gegevens m.b.t. de levering aan de Gebouwde omgeving zuiverder worden. Immers, deze hoeveelheid geladen elektriciteit wordt niet verbruikt in de Gebouwde omgeving, maar in Mobiliteit.

    We schatten twee componenten van deze geladen elektriciteit inschatten (reguliere en snellaadpunten). Bij deze laadpunten kunnen personenauto’s en bestelauto’s geladen worden:

    • Reguliere laadpunten. Dit betreft:
      • publieke laadpunten (“op straat”, 24/7 bruikbaar);

      • semipublieke laadpunten (“bij de bouwmarkt”, bruikbaar tijdens openingstijden).
    • Publieke snellaadpunten (zoals Fastned).

    Voor een schatting van het laden bij thuislaadpunten hebben we op dit moment onvoldoende gegevens.

    Schatting van laden via reguliere laadpunten


    Evdata.nl publiceert daadwerkelijk gemeten jaarlijkse laaddata voor:
    • Amsterdam;
    • Den Haag;
    • Rotterdam;
    • Utrecht;
    • MRAE-gemiddeld (Metropoolregio Amsterdam);
    • SGZH-gemiddeld (Samenwerkende Gemeenten Zuid-Holland).

    Met behulp van deze data bepalen we voor elke gemeente de jaarlijks geladen elektriciteit per laadpunt (kWh per laadpunt). De kWh per laadpunt is beschikbaar voor de G4-gemeenten én als twee gemiddeldes voor de regio’s MRAE en SGZG. Deze gegevens gebruiken we als volgt voor alle gemeenten:
    • G4-gemeenten: het gepubliceerde gemeentegetal;
    • Aan EVdata deelnemende gemeenten: het gepubliceerde regiogetal;
    • Niet aan EVdata deelnemende gemeenten: het (rekenkundig en dus ongewogen) gemiddelde van MRAE en SGZH.

    Vervolgens berekenen we de jaarlijks geleverde elektriciteit voor elke gemeente, door het aantal reguliere laadpunten in die gemeente te vermenigvuldigen met de jaarlijkse levering per laadpunt:
    kWh.reglaadpunten (gemeente;jaar) = kWh.per.laadpunt (gemeente;jaar) * aantal.reglaadpunten (gemeente;jaar)

    Schatting van laden via snellaadpunten


    Uit de key operating data van Fastned halen we de geladen elektriciteit per station per dag van Fastned in kWh. We nemen voorlopig aan dat het aantal snellaadpunten per station 4 is. Daarmee kunnen we een hoeveelheid geladen elektriciteit per snellaadpunt per dag berekenen.

    Deze hoeveelheid per dag per snellaadpunt vermenigvuldigen we met de reeds in de Regionale klimaatmonitor bekende aantallen snellaadpunten per gemeente en het aantal dagen per jaar. Zo komen we op de jaarlijks geladen hoeveelheid per gemeente in kWh:
    kWh.snellaadpunten (gemeente;jaar) = kWh.per.station (NL;jaar) / laadpunten.per.station (NL;jaar)* Aantal.snellaadpunten (gemeente;jaar)

    Sommering van beide schattingen


    We tellen beide schattingen per gemeente bij elkaar op. Daarmee verkrijgen we een schatting van de per gemeente geladen elektriciteit bij reguliere en snellaadpunten per jaar.